To fence off or not to fence off, that is the question

Een wolvenhek als oplossing om te voorkomen dat de wolf zich daar gaat vestigen.

Een (te) gek idee?!

De Friese initiatief nemers zeggen hierover: “Dit gaat om de veiligheid van de dieren op het Friese platteland”.

Afgelopen week was er een expert bijeenkomst waarin externe deskundigen de Statenleden van de Provincie Friesland hebben bijgepraat over de diverse onderwerpen die samenhangen met het wel of niet welkom heten van de wolf in Friesland.

Een interessante discussie en vooral de vragen die gesteld werden gaven een beeld van wat er zoal leeft.

 

Het initiatief

Eerst terug naar het initiatief waar het allemaal mee begon en wat mede aanleiding heeft gegeven tot deze expert bijeenkomst.

Wat met het initiatief geopperd wordt is om niet lokaal allerlei rasters neer te zetten maar te investeren in een groot – stevig – hek rond een groot deel van Friesland om veehouders met een gerust hart te kunnen laten slapen (omdat hun schapen niet opgegeten worden door wolven).

De initiatiefnemers zeggen hier zelf over:

“Een regionaal hek, maar landelijk probleem”.

En ze geven ook aan dat dit initiatief raakt aan de:

“Landelijke discussie: hoe gaan we met de wolf om?”

En dat laatste is wat ik vooral hoor met dit initiatief.

Wat maakt dat een wolvenhek om Friesland – hoe gek je het misschien ook mag vinden – als beste oplossing gezien wordt? Kunnen (of willen) we een veranderend landschap accepteren wanneer de wolf er is, kunnen (of willen) we überhaupt wel omgaan met de wolf? Is een hek echt de ultieme oplossing?

Ik weet het antwoord niet. Wel snap ik hun zorgen. En wat ik heel goed van hun initiatief vindt, is dat ze proactief iets voorstellen. Proactief iets willen doen om potentiële problemen te willen voorkomen. Ofwel de problemen vóór zijn. Ze prikkelen met dit initiatief de discussie. Dat de expert meeting georganiseerd is, is daar een bewijs van.

En via dit initiatief – wat vanuit de praktijk komt– zeggen ze nog een belangrijk punt, namelijk dat bestuurders vaak te laat reageren op mogelijke problemen. ‘Problemen’ die van te voren al redelijkerwijs ingeschat kunnen worden en waar al een voorlopig antwoord kan klaarliggen.

 

Een wolf hier, een wolf daar.

Glenn Lelieveld van de Zoogdiervereniging en Wolven in Nederland mocht de aftrap doen en vertelde onder meer over de twee belangrijkste voorwaarden waar een leefgebied van een wolf aan moet voldoen: voldoende voedsel (waarbij het menu voor ruim 90% uit ree, edelhert en wild zwijn bestaat) en rust. En dat laatste heeft betrekking op het vermijden van menselijke activiteit, niet zozeer menselijk leefgebied. Zo is een agrarisch gebied relatief rustig, maar natuurlijk wel menselijk leefgebied.

Juridisch gezien gaf hij aan dat het plaatsen van een wolvenwerend hek en dus het instellen van wolfvrije zones niet mogelijk is volgens de Habitatrichtlijn. Met andere woorden: het ontzeggen van een gebied als potentieel leefgebied voor de wolf mag niet volgens de Habitatrichtlijn, zoals Glenn het toelicht. Natuurlijk zitten hier nuances in, zoals perceelsgewijs mag een wolfwerendhek wel, maar op regionaal niveau niet.

 

Nederland als reservaat van…

Martin Drenthen vervolgde de bijeenkomst met een stuk natuurfilosofie. Hij ziet vooral een botsing van natuurbeelden in deze discussie rondom het wel of niet plaatsen van een wolfwerend hek. Zo heb je dat mensen de wolf zien als een symbolisering van ‘wildheid’. Dat beeld hangt samen met een terughoudend beheer. Anderzijds heb je een beeld waarbij mens en dier samenleeft waarbij mensen wel zorgen voor de natuur, critici zeggen dat dit het ‘tuinieridee’ betreft, waarbij we zorgen dat alles naast elkaar kan bestaan (een voorbeeld daarvan is weidevogelbeheer).

En laat de wolf nu net door ons cultuurgebied heen lopen: wildheid loopt door gecontroleerde/beheerde omgeving heen.

Dat botst.

Om die botsingen te verzachten kunnen juist preventieve maatregelen ingezet worden, waarbij we ook de wolf een les leren. Maar ook hier, op lokaal niveau, niet regionaal niveau.

Is Nederland dan niet een mensenreservaat werd er geopperd? Dat is eigenlijk een brug te ver. Je zou het kunnen zeggen wanneer je redeneert vanuit het idee dat Nederland één groot park is waarin getuinierd wordt. Maar dat is te kort door de bocht, want we leven al decennia lang samen met grotere en kleinere dieren. Grotere en kleiner dieren die zich ook niets van onze mensen-grenzen aantrekken.

Zo herinner ik me zelf nog levendig een discussie over het plaatsen van een zwijnenwerend hek rondom een dorp op de Veluwe: bewoners waren volledig tegen! Zij wilden niet opgesloten worden achter een hek. Dat is de wereld op zijn kop, zo werd er gezegd.

Wat dan?

Op naar de praktijk

Gijsbert Six sluit zich aan: een kleinschalige schapenhouder in Drenthe. Vanuit zijn achterban krijgt hij vooral mee dat meerdere mensen niet tegen wolven zijn. Ze zetten volop in voor preventie van mogelijke schade. En voorkomen dat wolven de relatie leggen tussen schaap en makkelijk en lekker eten. Hij vertelt een aangrijpend verhaal van een wolf die schapen, inclusief ‘surplus killing’ gedood heeft bij zijn buurman. Dat hakt er flink in bij een schapenhouder.

Verteld wordt over de typen schapenhouders in Nederland: 70% is hobbyhouder en heeft niet meer dan 20 schapen. De bereidheid voor het plaatsen van een wolfwerend hek is redelijk groot onder deze groep. Dan heb je begrazingsbedrijven waarbij de schapen ’s nachts naar een schaapskooi gebracht kunnen worden. Het plaatsen van een verplaatsbaar raster is een stuk lastiger. De bereidheid voor aanpassingen is onder deze groep redelijk, zo vertelt hij. De laatste groep zijn de weidebedrijven: grote aantallen schapen, schapen lopen vaak tussen sloten of rasters van 2 draden en worden om de paar weken naar een andere weide gebracht. Bij deze groep zit een redelijk onmogelijke opgave: extra kosten voor een wolvenhek worden niet vergoed uit wereldhandel van schaapsvlees. Wel laat hij een innovatief oprolsysteem zien wat nu nog in ontwikkeling is: een verplaatsbaar draadhek met een automatisch oprol en afrol systeem. Zou dat een toekomstperspectief zijn?

Over het idee van een wolfwerend hek rondom Friesland is hij stellig: theoretisch te doen, praktisch niet uitvoerbaar. Wel pleit hij voor een ‘Early Warning’ systeem; meldingen wanneer er een zwervende wolf in de buurt is/dreigt te komen. Daar komt een latere spreker ook op terug.

Wat hij vervolgens ook aangeeft, en ik ook alleen maar kan beamen vanuit het idee van het opzetten van netwerken: een wolvencommissie opzetten is een goed plan, maar besef wel dat het veel tijd kost om eerst gezamenlijk kennis op te bouwen! Tijd die er wel is, wanneer die gemaakt wordt en rekening mee gehouden wordt.

 

Wolf en schade-preventie

Vervolgens komt Désiré Karelse van BIJ12 toelichting geven over hoe BIJ12 omgaat met de komst van de wolf. Daarbij geeft hij een toelichting van de directe schade die vergoed wordt. Ze zijn immers geen verzekeringsmaatschappij, dus alleen de directe schade die een wolf aanbrengt wordt vergoed (let op: dit stukje even onthouden voor zometeen!). Hij zet de wolvenpreventiekit uiteen en geeft aan dat BIJ12 vooral betrokken is bij het coördineren van de monitoring van de wolf in Nederland. En niet te vergeten, ze ondersteunen bij beleidsontwikkeling. Dit laatste verwijst naar het interprovinciaal wolvenplan dat momenteel wordt herzien. Heel veel informatie is op hun website te vinden, wat hij allemaal verteld heeft is dan ook te veel om kort samen te vatten.

Zoals ik aangaf, behalve te weten hoe het allemaal formeel geregeld is, ben ik juist ook benieuwd naar de geluiden uit de praktijk. Die ervaringen uit de praktijk zijn soms waardevoller dan we soms denken, juist om naar andere  – soms hele creatieve – oplossingen te zoeken èn – zeker niet onbelangrijk! – draagvlak te krijgen. Soms lijken doelen tegenstrijdig, maar wanneer je goed doorvraagt komen doelen soms meer overeen dan je van te voren zou denken. En dàn kun je het hebben over gewenste wegen naar dat doel en wie wat daarbij nodig heeft. Het zoeken naar wat wèl kan.

Terug naar de soms best wel weerbarstige praktijk. De laatste spreker vertelt ervaringen vanuit haar achterban van LTO.

 

Nee bedankt, loop maar door

Saskia Duives neemt ons mee naar de mening en ervaring van de schapenhouderijen in haar achterban. En die mening is unaniem vertelt ze. En kort en duidelijk:

“Van ons hoeft die wolf niet”.

De argumentatie is ook van dezelfde strekking: kort en duidelijk (wat ook wel moest in een 10 minuten presentatie natuurlijk): Er is weinig echte natuur voor de wolf. En Nederland is te klein voor de wolf (ze trekken verder dan de Veluwe in hun zoektocht naar voedsel).

Mij triggerde de opmerking ‘echte natuur’ en deed me denken aan de opmerking van Martin Drenthen die over de natuurbeelden sprak en Glenn Lelieveld die aangaf dat wolven ook in rustige gebieden prima kunnen verblijven. Het is voor sommigen een hele saaie, alsmaar weer terugkomende vraag: wat is natuur. Toch, het is een belangrijke. In dit geval zou je hem zelfs ook kunnen stellen aan een wolf: zeg wolf: wat is natuur voor jou?

De term “echte natuur” vind ik zelf te zwart-wit. Even doormijmerend…. zijn wij mensen eigenlijk ‘echte natuur’, met al onze bacteriën en ander levend (on)gerief? (dat wordt een wel heel andere discussie, dus maar terug naar de laatste spreker).

Ze lichtte haar opmerking gelukkig nog meer toe, namelijk dat haar achterban van mening is dat er nu al – zonder wolf – intensief gebruik gemaakt wordt van het buitengebied van mens en dier. Dat is voor hen wel even voldoende.

Ze verwees ook terug naar het wolvenplan wat BIJ12 vastgesteld had en nu in herziening is. In de aanloop naar het eerste plan waren de schapenhouders niet betrokken. En hun ingestuurde opmerkingen waren niet of onvoldoende verwerkt in de nog lopende versie van het wolvenplan. Mij lijkt hier al een mooie ingang voor het nieuwe wolvenplan.

Terug naar de praktijk.

De zorgen van haar achterban betreffen vooral zwervende wolven. Dat zijn vaak uitermate gestreste wolven. Dat zijn ook vaak de wolven die de schapen en surplus pakken. Wanneer een wolf een schaap en vaak meerdere schapen pakt, zo vervolgd ze, heb je niet alleen directe schade, je hebt juist grote indirecte schade die niet binnen een week meteen zichtbaar is. Zo vertelt ze dat schapen vaak 3 maanden totaal van slag zijn. Ze reageren niet op mensen, reageren afwijzend op schaapshonden, ze geven minder melk, uitval is hoog (door de stress), en er zijn minder lammeren. Het voorbeeld werd gegeven wat een verzekeringsmaatschappij vergoed wanneer een loslopende hond een schaap dood bijt en er tevens 10 schapen gestrest zijn als gevolg van hun doodgebeten groepsgenoot: een verzekering vergoed alle 11 schapen. Zoals gezegd, BIJ12 is geen verzekeringsmaatschappij en vergoed alleen de directe schade, die binnen één week na de beet zichtbaar is.

Zijn wij – als maatschappij – dan wellicht de verzekeringsmaatschappij voor de indirecte schade?

 

Wolven alert

Net als Gijsbert Six, pleit ook zij voor het idee van een Early Warning systeem: waar zijn wolven naar onderweg?

Het idee bij zo’n Early Warning systeem is enerzijds – zoals in deze presentaties benadrukt werd –  dat schapenhouders en andere dierenhouders kunnen inspelen op de komst van de wolf in hun gebied en vervolgens passende preventieve maatregelen kunnen treffen. Anderzijds, voorkomen we ook met zo’n systeem dat de rondtrekkende wolven de relatie leggen met schapen/andere dieren en makkelijke prooien. Dus voor beide dieren (schaap/wolf) zou dit Early Warning systeem als middel/instrument/of-hoe-je-het-ook-wilt-noemen een nuttige bijdrage kunnen leveren voor elkaars overleven te midden van dit cultuurlandschap wat Nederland rijk is. Wij mensen zijn dan een soort intermediair tussen wolf en schaap. Technologie kan hierbij de dieren en dus ook de mensen helpen.

 

Botsende grenzen

Vervolgens kwamen er ook interpretaties van de (wolven) escalatieladder langs. En laten interpretaties nu altijd een lastig punt zijn. Wel zit hier altijd een gedachtegang achter, en die kan erg waardevol zijn in het wolvenplan dat herzien gaat worden. De diverse opmerkingen en discussies maken het plan niet alleen duidelijker, het dwingt ook om goed uit te kunnen leggen waarom bepaalde keuzes gemaakt worden en uiteindelijk wordt het draagvlak ook groter.

Een andere – juridische – interpretatie die nog langs kwam had niet te maken met de habitatrichtlijn, maar met het verdrag van Bern en de juridische grondslag / definitie ‘wat is een populatie’. Indien deze populatie – en aantallen wolven – per land bepaald wordt, dan is dat wellicht niet de handigste insteek voor het definiëren van een ‘wolvenpopulatie’. Dieren trekken zich namelijk niets aan van grenzen. En een wolvenpopulatie verspreid zijn over diverse landen. Ecologie en leefgebieden gaan dan ook over andere gebieden dan ‘slechts’ beleids/landsgrenzen.

Ik zie dan ook hier een botsing tussen enerzijds wat dieren nodig hebben (in dit geval leefgebied en specifiek voor een wolf) en anderzijds politiek bepaalde grenzen, of wel mensen-grenzen. Dit is een punt wat meegenomen moet worden in beleidstukken, èn wat tevens een hele lastige is omdat het grensoverschrijdend is. In dit geval gaat het om de wolf, dat de wolf en de populatie wolven blijven bestaan, dan is een leefgebied de beste focus – los van beleids/mensenpolitieke grenzen. Nu besef ik heel goed dat dit veel makkelijker geschreven is dan juridisch ingebed kan worden. Dit is een proces wat alsmaar in ontwikkeling is. Niet voor niets zijn er allerlei grensoverschrijdende verdragen.

 

Gebutst en gedeukt

Gedurende de discussie kwamen er allerlei botsingen langs, mensen-grenzen versus wolven-grenzen, mensen-wensen versus, wolven-wensen versus schapen-wensen, papieren-wensen en grenzen versus praktijk-wensen en grenzen etc. Belangrijk is dat deze botsingen op tafel komen. Dat deze dialoog er is. Dat er een wolvencommissie komt. En dat men met elkaar zoekt naar de best mogelijke samenlevingsvorm voor mens èn (wild) dier.

Zo’n wolvenwerendhek is een heel interessante discussie …  en een flinke politieke kluif.