De Omgevingswet en Wilde Dieren – hebben we er wat aan? (deel 3)

“Voor 80% is het succes van de wet afhankelijk van ‘anders werken’, de overige 20% is een juridisch verhaal”. Dit herinner ik me nog goed van een informatieavond over de omgevingswet. Tachtig procent (!) dat is niet niks. Hoe krijgen de ambtenaren dat met elkaar binnen één jaar (gelukkig nu iets meer) voor elkaar? Dat is een vraag die mij meteen te binnen schoot. ‘Anders werken’ in de vingers krijgen is niet zomaar even tussendoor te doen. Maar goed, wat is dat eigenlijk dat ‘anders werken’?

Andere manier van werken

Er zijn een aantal kernwoorden die eruit springen wanneer het gaat over anders leren werken in het kader van de implementatie van de Omgevingswet: Integraal werken, Samenwerking, Participatie, meer flexibiliteit. Al deze punten die onder ‘anders werken’ vallen, zullen moeten gaan leiden tot meer vertrouwen tussen overheden, samenleving, bedrijven. Ik zal ze eens langslopen voor zover ik er grip op krijg:

Integraal werken: Dit lijkt me niet meer dan een basisessentie van de hele omgevingswet. Mensen uit diverse disciplines in een heel vroeg stadium, dus vanaf een eerste punt ‘we gaan hier en hier iets doen’, bij elkaar brengen om samen afwegingen te maken. Dat lijkt me niet meer dan logisch en niet zo vernieuwend. Dat dit als een andere manier van werken gezien wordt, dat vind ik vooral zorgwekkend. Niet dat het me verbaasd. Uit mijn tijd in de bomenwereld weet ik maar al te goed dat groen vaak het sluitstuk werd in projecten. En hoe makkelijk is het niet voor een architect om een mooi gebouw te ontwerpen op een leeg vel papier; al die bomen zijn veel te lastig om rekening mee te houden! Gelukkig zijn er genoeg mooie voorbeelden dat het wel anders kan en het zeer gewaardeerd wordt. Woningen nemen juist flink in waarde flink toe wanneer bestaand groen behouden wordt! En iedereen weet inmiddels dat groen in de omgeving belangrijk is voor onze gezondheid. Dus het is niet meer dan bittere noodzaak dat juist ook de biodiversiteit/groenafdelingen al in een vroeg stadium in diverse plannen meegenomen worden.

Dit geldt dus ook in het kader van de wilde dieren om ons heen. Zomaar ergens nestkasten plaatsen kan leuk zijn om punten te scoren op biodiversiteit (check gedaan), maar is dat wel wenselijk in die specifieke wijk? In het gebouw past het misschien mooi qua architectuur, maar is die plek wel zo logisch voor de betreffende dieren? Is nagedacht waar de dieren verder verblijven en ‘rondhangen’ in die wijk en wil je dat/heb je nagedacht over een stuk bewustwording daarbij richting de bewoners?

In het kader van dat punt spring ik al meteen naar het stuk flexibiliteit . Ik zie hierin dat zeker ook flexibel gedacht mag worden, flexibel in de zin van kunnen we geen regio’s binnen de stedelijke omgeving aanwijzen waar we wel bepaalde dieren toelaten en leren accepteren en gericht zorg kunnen dragen dat dat goed verloopt. En wanneer we voorspellen dat in andere gebieden binnen de stedelijke omgeving er mogelijk veel te veel conflicten zal opleveren voor mens en dier, dat we vooraf beter kunnen besluiten dat we daar beter niet bepaalde dieren kunnen toelaten. En dat laatste heeft dan als consequentie dat je nadenkt over je (natuurlijke) inrichting. Die flexibiliteit zit hem er ook in dat deze zeer waarschijnlijk niet in overeenstemming is met onze menselijke bepaalde grenzen. Maar juist rekening houdend met het gedrag van de dieren en waarom ze zijn waar ze zijn. Grote kans dat dit juist regio-overstijgend denken vergt. En daar kom ik op het volgende punt:

Samenwerking: Die samenwerking gaat niet alleen over samenwerking binnen de overheid. Maar ook over samenwerking tussen regio’s. In dat laatste geval wordt gesproken over gebiedsgericht werken, zowel met overheden als met externe partijen. Zeker in het geval van wilde dieren lijkt mij dit dus een zeer essentiële stap! Juist omdat wilde dieren alles behalve zich aan gemeentelijke/menselijk bepaalde grenzen houden. Die trekken hun eigen plan. Hun drijfveer en beperkingen zijn geen bordjes en strepen op de weg, maar onder meer voedsel en verblijfplaatsen. Dat vergt zeker een andere manier van denken. Over de menselijk bepaalde grenzen heen. Denken vanuit het oogpunt (of in veel gevallen via de neus wanneer we het over wilde dieren hebben) van de betreffende wilde dieren. En dat laatste – denken via de neus, oren, ogen, voelsprieten van wilde dieren kan niet zonder de link te blijven leggen met ons menselijk gedrag en onze vaste denkwijzen en patronen. Waar overlappen beiden? Daar zit onze (gebiedsgerichte) uitdagingen. Je kunt daarbij denken aan zaken aan ‘afvalzakken bovengronds of ondergronds’, ‘openbare – uitpuilende – afvalbakken als gedekte tafels voor allerlei wilde dieren’, en ‘schaaltjes met dierenvoer die buiten staan en ook andere dieren dan bv je geliefde kat gebruik van komen maken’.

Veelbelovend dat samenwerken. Wat een domper was het te horen dat juist dat samenwerken niet verplicht is. Maar veelal gaat – zo werd toen verteld – op basis van vertrouwen. Ik hoop van harte dat het anders uitpakt…Want een netwerk van vertrouwen heb je niet zomaar opgebouwd, dat kost tijd, dat kost investering, dat kost moeite en energie. Is dat begroot in de tijdschema’s rondom de implementatie van de omgevingswet?

Op naar het volgende punt, daar zitten misschien wel kansen!

Participatie: Ah participatie is verplicht. Alleen zegt dat nog niets natuurlijk. De vorm van participatie is namelijk volledig vrij te kiezen. Omdat het altijd maatwerk zal zijn. Dat is uiteraard zo. Nog even over de aanleiding: de aanname is dat de besluitvorming zal versnellen door belanghebbenden in een vroegtijdig stadium te betrekken bij het proces van de besluitvorming over een project of activiteit. Dat is uiteraard de vraag. Er is dan ook al her en der wat kritiek te lezen over dit idee van de verplichte participatie als onderdeel van de omgevingswet. Bijvoorbeeld, de initiatiefnemer die een omgevingsvergunning gaat aanvragen moet zelf participatie gaan vormgeven. Dat is niet voor iedereen zomaar koek en ei, maar daar is wel aan gedacht. Er is namelijk een inspiratiegids over participatie. Belangrijker in dit kader is dat deze initiatiefnemer de persoon is die ook de belanghebbenden moet informeren. Oftewel, degene die belang heeft dat die omgevingsvergunning er daadwerkelijk komt, is tegelijkertijd de belangrijkste informatieverstrekker aan alle belanghebbenden in zijn/haar omgeving. Daar heb je de man/vrouw met twee petten. Dat schept vragen. Al voordat er een – verplicht – participatieproces op gang is gekomen. Dit is een punt van kritiek dat het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP) geuit heeft. Dan kom ik terug op wat eerder aangegeven werd, namelijk dat deze ‘andere manier van werken’ moet gaan leiden tot meer vertrouwen tussen overheden, samenleving, bedrijven. Ik zie hier toch een punt van zorg. Maar ik zou het hebben over de wilde dieren om ons heen. En dat is in het kader van zo’n initiatiefnemer ook zeker een aandachtspunt:

“Hoe worden wilde dieren meegenomen in zo’n participatietraject? Hoe worden de dieren-belangen meegewogen?”

Immers, even terug verwijzend naar waar het participatietraject binnen de omgevingswet voor staat: worden wilde dieren op de één of andere wijze wel gezien als stakeholders in de Omgevingswet?

Deze vraag vergt meer aandacht en daar kom ik de volgende keer op terug. Dan ook iets met beren op de weg zien…